Oefenzitting 3: Bewijzen
Keten van gelijkheden, substitutie
Wederzijdse implicatie, bewijs adhv tekening
TB: \( A \subseteq B \Leftrightarrow A \cup B = B \)
\( A \subseteq B \Rightarrow A \cup B = B \)
Wederzijdse implicatie, inclusie en gelijkheid van verzamelingen, substitutie
TB: \( A \subseteq B \Leftrightarrow A \cup B = B \)
\( A \cup B = B \Rightarrow A \subseteq B \)
Gegeven: \( \forall x: x\in A \vee x \in B \Leftrightarrow x \in B \)
Te bewijzen: \( \forall y: y \in A \Rightarrow x \in B \)
Bewijs uit het ongerijmde
Je neemt de negatie van het verkeerde
Beschouw een niet vlakke graaf met minder dan 5 knopen