Dit programma bevat een lijst
Weet je dit nog?
dieren = ['schildpad', 'kikker']
print('De', dieren[0], 'loopt door het bos.')
Soms wil je dat de lezer van je verhaal, mee kan beslissen over het verloop van het verhaal!
Dat kan. Met input() kun je de lezer vragen om iets in te tikken.
print('Over', 'welk', 'dier', 'gaat', 'dit', 'verhaal?')
input()
Let goed op:
Alleen invoeren is een beetje saai. De code moet erop reageren.
print('Over', 'welk', 'dier', 'gaat', 'dit', 'verhaal?')
input()
Alleen invoeren is een beetje saai. De code moet erop reageren. Daarvoor moet je de invoer opslaan in een variabele.
print('Over', 'welk', 'dier', 'gaat', 'dit', 'verhaal?')
dier = input()
Alleen invoeren is een beetje saai. De code moet erop reageren. Daarvoor moet je de invoer opslaan in een variabele.
print('Over', 'welk', 'dier', 'gaat', 'dit', 'verhaal?')
dier = input()
Let op deze dingen:
Alleen invoeren is een beetje saai. De code moet erop reageren. Daarvoor moet je de invoer opslaan in een variabele.
print('Over', 'welk', 'dier', 'gaat', 'dit', 'verhaal?')
dier = input()
print('Dit', 'verhaal', 'gaat', 'over', 'een', dier)
Nu het dier is ingevoerd is in de variabele, kun je het dier in je verhaal gaan gebruiken.
Alleen invoeren is een beetje saai. De code moet erop reageren. Daarvoor moet je de invoer opslaan in een variabele.
Nu het dier is ingevoerd is in de variabele, kun je het dier in je verhaal gaan gebruiken.
Denk eraan dat er geen aanhalingstekens
om de variabele horen.
print('Over', 'welk', 'dier', 'gaat', 'dit', 'verhaal?')
dier = input()
print('Dit', 'verhaal', 'gaat', 'over', 'een', dier)
Ook bij invoer kunnen er dingen misgaan.
Belangrijk om te weten:
print('Over', 'welk', 'dier', 'gaat', 'dit', 'verhaal?')
dier = input()
print('Dit', 'verhaal', 'gaat', 'over', 'een', dier)
We moeten nu wel erg veel typen!
Het kan iets makkelijker, want niet tussen ieder woord hoeft een komma. Je mag ook een stukje zin in één keer printen, namelijk zo:
print('Over', 'welk', 'dier', 'gaat', 'dit', 'verhaal?')
dier = input()
print('Dit', 'verhaal', 'gaat', 'over', 'een', dier)
We moeten nu wel erg veel typen!
Het kan iets makkelijker, want niet tussen ieder woord hoeft een komma. Je mag ook een stukje zin in één keer printen, namelijk zo:
print('Over', 'welk', 'dier', 'gaat', 'dit', 'verhaal?')
dier = input()
print('Dit', 'verhaal', 'gaat', 'over', 'een', dier)
print('Over welk dier gaat het?')
dier = input()
print('Dit verhaal gaat over', dier)
We moeten nu wel erg veel typen!
Het kan iets makkelijker, want niet tussen ieder woord hoeft een komma. Je mag ook een stukje zin in één keer printen, namelijk zo:
print('Over', 'welk', 'dier', 'gaat', 'dit', 'verhaal?')
dier = input()
print('Dit', 'verhaal', 'gaat', 'over', 'een', dier)
print('Over welk dier gaat het?')
dier = input()
print('Dit verhaal gaat over', dier)
Let op! Voor een variabele moet wel altijd een komma!
Kopieer de link van je repl en zet deze met je naam in een mail naar huiswerk@vhto.nl.